In dit weiland langs de Polderweg is Geert Oosterveen op 6 april 1945 tijdens een hevig vuurgevecht van de verzetsgroep uit Beerzerveld e.o. met de Duitsers doodgeschoten. Ook Gerrit Willem Nijboer en Hendrik Jan Schipper kwamen bij dit gevecht om.
Een 15-tal verzetsmensen trok op 6 april 1945 vanaf Beerzerveld richting de Vosseboer ten noorden van Den Ham en raakte daar in een hevig vuurgevecht verwikkeld met Duitse soldaten. Het gevecht werd in de buurt van Beerze in het open veld bij de Eerste Polderweg voortgezet en daarbij sneuvelden drie verzetsmensen en raakten ook meerdere BS-strijders gewond. Met behulp van meerdere gevechtswagens van de Canadese Manitoba Dragoons werden de Duitse soldaten uiteindelijk verdreven, maar voor de herwonnen vrijheid was een hoge tol betaald.
Geert Oosterveen is 47 jaar geworden, gehuwd en was vader van vier kinderen. Geert Oosterveen behoorde tot de verzetsgroep in Beerzerveld en zijn naam staat op het oorlogsmonument in Mariënberg vermeld. Geert Oosterveen is begraven in een particulier oorlogsgraf op de begraafplaats Vroomshoop, voorheen Rustoord.
Geert Oosterveen in jongere jaren.
Foto: © Erwin Heuver.
Floris Eising, vicevoorzitter van het 4 mei comité Vroomshoop, plaatste op 25 december 2019 een herinneringskaars op het particulier oorlogsgraf van Geert Oosterveen op de algemene begraafplaats Vroomshoop, voorheen Rustoord.
Geert Oosterveen is evenals verzetsman Nicolaas Huibers, samen met zes andere gevallenen, vereeuwigd op het oorlogsmonument in het plantsoen tussen de Nieuweweg en de Oudeweg in Mariënberg.
Het oorlogsmonument te Mariënberg
Aanvulling 2025:
Een jeugd in oorlogstijd – het verhaal van mevrouw Fenna Rozemuller-Oosterveen
Op zaterdag 19 april 2025 vond in Hardenberg een gesprek met mevrouw Rozemuller plaats, geboren Oosterveen in 1933. Ze zat op een stoel, omringd door haar twee kleinkinderen, toen ze haar indrukwekkende herinneringen aan de oorlogsjaren deelde – helder en levendig.
Een van haar eerste en scherpste herinneringen is van 10 mei 1940. Die dag werd de brug bij Beerzerveld opgeblazen door de Duitsers, die vanuit Sibculo kwamen. Ze ziet het nog zó voor zich: samen met haar familie moest ze hals over kop het weiland in rennen, weg van de brug, weg van het gevaar. Het was het begin van een onzekere, angstige tijd, maar ook een tijd waarin het leven – hoe vreemd ook – toch verder ging.
“Je ging gewoon schaatsen, hoor,” vertelde ze met een glimlach. Maar zelfs op het ijs loerde het gevaar. Tijdens een schaatstocht richting Vroomshoop werd ze onverwacht opgeschrikt door overvliegende vliegtuigen. Ze werd door een ander een greppel in gedrukt en kreeg daarbij een schaats in haar gezicht. ‘’Boos dat ik was,’’ maar als kind zag je het gevaar niet zo.
Haar vader, Geert Oosterveen, was schilder én kapper – een bekende figuur in de omgeving van Beerzerveld. Maar hij was ook actief in het verzet, net als zijn twee zoons. Ook kwam Geert regelmatig bij verzetsgroep Stegeren bij het droppingsveld. De gevaren waren alomtegenwoordig. Vanuit Kamp Erika in Ommen werden razzia’s georganiseerd, en het leven was doordrenkt van spanning en angst.
Toch was er ook iets vreemds, iets dubbelzinnigs: Duitse soldaten verbleven een tijd in de kapperszaak van haar vader. “Ze waren eigenlijk heel vriendelijk,” vertelt mevrouw Rozemuller met enige verwondering. “Ik kreeg zelfs koekjes van ze.” Dat contrast – tussen kinderlijke verwondering en de harde realiteit van oorlog – tekent haar verhaal.
Die realiteit sloeg hard toe toen haar broer Wolter werd opgepakt en naar Kamp Erika werd gebracht. Samen met de verloofde van Wolter en haar zus Jansje bracht ze eten naar het kamp – niet met haar moeder. De jongen die haar daar aankeek, herkende ze nauwelijks terug – zo zwaar was hij mishandeld. Hij had in de beruchte bunker gezeten, waarin je amper kon staan maar ook niet kon zitten door het water op de grond. Een van de nare martelmethodes van de kampbeulen.
Toch wist Wolter op wonderbaarlijke wijze te ontsnappen. Vanuit zijn dwangarbeid in Ommen vluchtte hij, al was het met een kogel in zijn been. Maar hij keerde terug naar Beerzerveld – zwaar gehavend, maar levend.
Op 5 april 1945 werd Beerzerveld bevrijd. De vreugde was groot – net als in het nabijgelegen Vroomshoop – en even leek het alsof de ellende voorbij was. Maar de dag daarna, op 6 april, sloeg het noodlot opnieuw toe. Terugtrekkende Duitse troepen bewogen zich via de Vossenboer richting de Polderweg. De verzetsgroep Beerzerveld, waar ook Geert Oosterveen deel van uitmaakte, besloot in te grijpen.
Wat volgde was een vuurgevecht, een confrontatie die het leven kostte aan drie moedige verzetsstrijders: Gerrit Willem Nijboer, Hendrik Jan Schipper, en Geert Oosterveen zelf. Geert werd geraakt en viel neer, zijn zoon zat naast hem toen hij stierf. Daar, in het gras, begon Geert te bidden – een laatste gebed – en even later blies hij zijn laatste adem uit.
Voor de familie Oosterveen bleef het een onuitwisbare tragedie. De drie lichamen werden opgebaard in de kapsalon – de plek die ooit zo vertrouwd en huiselijk was geweest. Enkele dagen later volgde de begrafenis. Mevrouw Rozemuller zat samen met haar moeder in de rouwkoets richting Vroomshoop. Door het raam zag ze mensen feestvieren – bevrijding, eindelijk vrede – terwijl zij met een ondraaglijke leegte zaten.